dinsdag, juni 27, 2006

 

Gevolgen Nota Ruimte

Paul Rüpp: Nota Ruimte betekent vrijheid in gebondenheid

Het nieuwe ruimtelijk beleid mag dan veel kansen bieden, het roept ook veel vragen op. Daarom organiseren provincies en Rijk regiobijeenkomsten, waarbij alle betrokken partijen de nieuwe situatie verkennen. Op 28 juni is Noord-Brabant aan de beurt. In voorbereiding op de bijeenkomst vroeg Ruimteforum aan Paul Rüpp (gedeputeerde ruimtelijke ontwikkeling) wat er zo bijzonder is aan de Brabantse situatie. Welke ruimtelijke uitdagingen maken Noord-Brabant anders dan de rest van Nederland?Onze provincie is op sommige plekken in hoge mate verstedelijkt, en daar tegenover staat een groot aantal landelijke gebieden met een agrarische functie. Die combinatie is niet te vergelijken met de Randstad, waar de verstelijking nummer één is, maar ook niet met de meeste andere provincies, waar het landelijk gebied domineert. Daarom moeten wij eigenlijk gaan kiezen: moeten we constant een afweging blijven maken tussen stad en platteland, of moeten we Brabant zien als een ‘groene stad’? Ik denk dat de traditionele tweedeling ‘stad – platteland’ bij ons niet meer aan de orde is. In het nieuwe ruimtelijk beleid vervalt het goedkeuringsrecht. U moet uw provinciaal belang daarom scherp formuleren. Met welke ontwikkelingen gaat u zich wel bemoeien, en met welke juist niet?Wij zullen ons actief bezig houden met de revitalisering van het landelijk gebied. Dat gaat niet alleen over natuurontwikkeling, we willen ook samen met gemeenten landbouwontwikkelingsgebieden opzetten. Wat betreft het stedelijk gebied zullen wij ons alleen bezig houden met bovenlokale zaken, zoals regionale bedrijventerreinen. We gaan ons niet bemoeien met wat er in de steden gebeurt. Wat moet er in Brabant nog veranderen om helemaal aan te sluiten bij het nieuwe ruimtelijk beleid?Ons streekplan is ‘Nota Ruimte-proof’, maar we moeten dat straks omzetten naar een structuurvisie. Onze insteek is om dat vooral op hoofdlijnen te doen. Wij gaan niet op provinciaal niveau meeschrijven aan de ruimtelijke afwegingen die de gemeenten moeten maken. Kijk, het nieuwe instrumentarium biedt veel kansen, maar het brengt voor gemeenten ook verantwoordelijkheden met zich mee. Zij moeten straks zelf zorgen dat hun plannen overeind blijven in een juridische procedure. Vroeger deed de provincie een soort extra kwaliteitstoets, en verdedigde de plannen naar de Raad van State. Dat is in de toekomst niet meer aan de orde. Uit andere regiobijeenkomsten blijkt dat veel gemeenten moeilijk in kunnen schatten tot hoever hun vrijheden reiken. Is dat een probleem dat in Brabant ook speelt?Bij sommige gemeenten bestaat misschien het idee: “Nog een jaar en dan zijn we van die provincie af!” Dat is een misvatting. Er blijven kaders bestaan vanuit Rijk en provincie. En we verwachten ook van gemeenten dat ze zorgvuldig afwegen wat ze met hun ruimte willen. Het is een soort ‘vrijheid in gebondenheid’, geen vrijstaat. Daarom zal regionale afstemming aan belang winnen, wat ik persoonlijk een goede zaak vind. Uw streekplan heeft eigenlijk aan de basis gelegen van de vijfde nota ruimtelijke ordening. De Nota Ruimte biedt gemeenten echter nog meer vrijheden. Levert dat geen problemen op?Ons streekplan heeft inderdaad een hoog ‘bestemmingsplangehalte’, het is vrij gedetailleerd. We hebben het dan ook al op een aantal onderdelen herzien, zodat het beter inspeelt op de Nota Ruimte. Uiterlijk in 2009 zullen we een structuurvisie vaststellen, waarin we de zaken op een wat globalere manier vastleggen. Maar het is niet zozeer een kwestie van papierwerk, het is vooral een cultuuromslag die nodig is. Wij moeten als provincie los durven laten en de gemeenten moeten zelfbewuster worden. Dat gaat ons zeker lukken, maar niet zonder slag of stoot. Over het algemeen is het voor kleinere gemeenten moeilijker om alle implicaties van de Nota Ruimte te overzien. Levert dat ook problemen op in Brabant?Ja, ik herken dat inderdaad. Ik heb in het najaar van 2005 gemerkt dat het nieuwe ruimtelijk beleid nog absoluut niet op de gemeentelijke agenda’s stond. Ook niet bij de grotere gemeenten, hoewel ik wel zie dat zij het nu sneller oppakken dan de kleine gemeenten. Toch maak ik me geen zorgen, want de gemeenten worden er nu constant mee geconfronteerd. Als de zij een duidelijk beeld krijgen van de kansen die er liggen, dan pakken ze het snel genoeg op. Ik denk dat de bijeenkomst van 28 juni daaraan bijdraagt.
Hebt u vragen naar aanleiding van dit interview? Neem dan contact op met Bert Schampers via (e-mail).

Ruimte voor kansen in Noord-Brabant op 28 juni

maandag, juni 26, 2006

 

Ongewenst effect MEP subsidie

CLM: Huidige steun voor mestvergisting zal mestoverschot doen groeien

Naar het zich nu laat aanzien zal er ook volgend jaar een mestoverschot zijn. De verwerking of export van mest komt nog onvoldoende van de grond en een ander belangrijk punt is dat niet gerekend is met het effect van co-vergisting van mest. Dat schrijven Frits van der Schans en Anton Kool van CLM.

Bij co-vergisting worden producten aan mest toegevoegd, waardoor de totale hoeveelheid mest toeneemt. Op dit moment zijn nog maar een twintigtal vergistinginstallaties in bedrijf. Maar uit recente inzichten blijkt dat dit aantal de komende jaren sterk kan toenemen tot enkele honderden installaties. Daarmee zal het mestoverschot met miljoenen kilo's stikstof en fosfaat stijgen. Een toename van het overschot met 20 tot 30% is denkbaar.De energie uit vergisting wordt erkend als groene stroom en wordt derhalve gesubsidieerd. Zo'n 60 tot 70% van de opbrengstprijs van deze groene stroom bestaat uit subsidie van het Rijk. Zo’n hoge subsidie is te rechtvaardigen als daarmee innovatie en optimalisatie van het gehele systeem van vergisting plaatsvindt, en dat is heel erg nodig. Want op dit moment levert co-vergisting netto gezien nauwelijks klimaatwinst op. Zo geeft de productie van energiemaïs bijna net zoveel uitstoot van broeikasgassen als er bij vergisting aan besparing wordt bereikt.Feitelijk subsidieert de Rijksoverheid veehouders om groene stroom te produceren die helemaal niet zo groen is en waarmee het mestoverschot en de kosten voor mestafzet toenemen. Daarmee is co-vergisting een lust voor enkelen, maar een last voor velen, stellen Van der Schans en Kool. De belastingbetalers en veehouders die mest moeten afzetten zijn de dupe. En het milieu is er nauwelijks bij gebaat. Een veel efficiëntere energieproductie met mestvergisting is gewenst en is volgens de CLM medewerkers ook mogelijk. Dat kan door bijvoorbeeld:
alleen restproducten te gebruiken waarbij wél klimaatwinst wordt geboekt,
de vrijkomende warmte te benutten, biogas niet om te zetten tot elektriciteit maar als gas te leveren, efficiëntere verbrandingsmotoren te gebruiken.Het Rijk doet er verstandig aan om innovaties op deze punten te stimuleren in plaats van gemeenschapsgeld over de balk te gooien en de landbouw met een vergroot mestprobleem op te zadelen, aldus Van der Schans en Kool.
CLM, 17/06/06

zaterdag, juni 24, 2006

 

Farm Energy Network (FEN) Boekel

In de landbouw zijn er bedrijven die veel warmte nodig hebben bijvoorbeeld tuinbouwkassen en andere bedrijven die veel warmte kunnen produceren bijvoorbeeld een vleesvarkensbedrijf. Je zou verwachten dat deze bedrijven met elkaar zouden samenwerken. In de praktijk kom je dat nog niet tegen. Enerzijds vanwege de lage kosten van energie alhoewel daar wel verandering in gekomen is. Anderzijds vanwege weerstand om samen te werken omdat een stukje zelfstandigheid ingeleverd moet worden.

Op verzoek van de gemeente Boekel brengt het Streekhuis partijen bij elkaar. De eerste stap is een inventarisatie van de mogelijkeden om samen te werken en de economische gevolgen te berekenen.

Energie Innovatie

R&R systems is een innovatief bedrijf in Gemert wat het imago van de intensieve veehouderij een oppepper geeft. Het beheerst namelijk de techniek om van een varkensstal of kippenstal een energiecentrale te maken om woningen tegen lage kosten en CO2 neutraal te verwarmen. Op diverse plaatsen in een stal kan energie gewonnen worden. Bijvoorbeeld de mest onder de dieren. Deze is normaal 20 graden of hoger. Door de mest te koelen ontstaat er warmte die benut kan worden om gebouwen elders te verwarmen. Bijkomend voordeel is dat door de lagere temperatuur van de mest de uitstoot van ammoniak en broeikasgassen en dus stank aanzienlijk gereduceerd wordt. Maar ook dieren in een stal produceren veel warmte. Een varken kan gezien worden als een klein 'kacheltje' van ongeveer 100 watt. Een grote stal van 3000 vleesvarkens kan met wat fantasie gezien worden als een grote 'kachel' van 300.000 watt. Deze energie gaat normaal door de ventilatoren van de stal naar buiten. Door een warmtewisselaar toe te passen kan een groot deel van de energie terug gewonnen worden.

Energydak

Als het in de zomer warm weer is dan kan de temperatuur van een dak oplopen tot enorme hoogte. Zo ook de temperatuur van het dak van een stal. Het dak kan eenvoudig gekoeld worden met behulp van grondwater van 11 graden. Dit is gunstig voor het klimaat in de stal en dus het comfort van de dieren. De temperatuur van het grondwater zal hierdoor gedurende de zomer enkele graden stijgen. Deze warmte kan gedurende de winter weer terug gewonnen worden om de stal te verwarmen. Echter, nu komt het goede nieuws, er is meer warmte dan nodig is voor het verwarmen van de stal alleen. De restwarmte van een stal van 3000 vleesvarkens is goed om ook nog eens ongeveer 100 tot 150 woningen van warmte te voorzien. In plaats van woningen mag dit natuurlijk ook een ander groot warmtevragend object zijn. Bijvoorbeeld een kassencomplex of een groot zwembad. De afstand tussen de stal en het te verwarmen object kan zonder bezwaar 1000 meter bedragen.

Voor een pilot wordt gezocht naar een varkens- of kippenbedrijf met in de buurt een warmtevragend object of bouwplannen voor een woonwijk.

Informatie en aanmelden belangstellenden:
Streekhuis Peel & Maas, Cuijk
tgoossens@rmb.nl

In samenwerking met R&R Systems, Gemert:
http://www.r-r-systems.nl/html/

De redactie van Agriholland publiceerde het bericht 26/6 als volgt:

Ideeën voor een energieleverende varkens- of pluimveestal

Energieadviesbureau R&R systems uit Gemert is er van overtuigd dat er tal van mogelijkheden bestaan om van een varkensstal of pluimveestal een soort energiecentrale te maken om woningen tegen lage kosten en CO2 neutraal te verwarmen. Het bedrijf stelt vast dat er op diverse plaatsen in een stal energie gewonnen kan worden.

De mest onder de dieren heeft normaal eentemperatuur van 20 graden of hoger. Door de mest te koelen ontstaat er warmte die benut kan worden om gebouwen elders te verwarmen. Bijkomend voordeel is dat door de lagere temperatuur van de mest de uitstoot van ammoniak en broeikasgassen aanzienlijk gereduceerd wordt. Ook de dieren in een stal produceren veel warmte. De warmteproductie van een vleesvarken bedraagt zo'n 100 watt. Door een warmtewisselaar toe te passen kan een groot deel van de warmte die de dieren produceren teruggewonnen worden.

Als het in de zomer warm weer is dan kan de temperatuur van een dak van een stal erg hoog oplopen. Het dak kan eenvoudig gekoeld worden met behulp van grondwater van 11 graden. Dit is gunstig voor het klimaat in de stal en het comfort van de dieren. De temperatuur van het grondwater zal hierdoor gedurende de zomer enkele graden stijgen. Deze warmte kan gedurende de winter weer teruggewonnen worden om de stal te verwarmen. Het blijkt echter dat er 's zomers meer warmte kan worden gewonnen dan er in de winter nodig is voor het verwarmen van de stal. De restwarmte van een stal van 3000 vleesvarkens is goed om ook nog eens ongeveer 100 tot 150 woningen van warmte te voorzien. De afstand tussen de stal en het te verwarmen object kan daarbij zonder bezwaar 1000 meter bedragen. R&R systems zoekt voor een pilot een varkens- of pluimveebedrijf met in de buurt een warmtevragend object of bouwplannen voor een woonwijk.

Links:

http://reconstructiepeelenmaasnieuws.blogspot.com/2006/09/sluiten-van-energie-en-stof-stromen.html



Reconstructie Peel en Maas Nieuws, 24/06/06
Copyright ©2006 AgriHolland B.V.



woensdag, juni 21, 2006

 

Boerderijwinkel

Ruim 6% van de landbouwbedrijven in Nederland verkoopt producten aan huis.

Soms in een echte winkelruimte, soms in een kistje langs de weg. Gemiddeld halen ze met al deze vormen van verkoop een omzet van 11.000 euro. Op bedrijven met een boerderijwinkel ligt dit veel hoger, met een gemiddelde van iets boven de 40.000 euro. Het succes van de boerderijwinkel hangt vooral samen met de bereidheid te investeren in kennis en in de kwaliteit van de producten en met de ligging van het bedrijf in het zicht van een drukke weg. Dat blijkt uit een rapport van de Wetenschapswinkel Wageningen, dat is opgesteld door onderzoekers van het LEI en van Wageningen Universiteit. Het onderzoek werd uitgevoerd in opdracht van de stichting 'Vrienden van het Platteland' in het kader van de campagne 'De Boerderijwinkel, Proef 't verschil'.

Thuisverkoop heeft plaats op bedrijven van klein tot groot, met het accent op middelgrote bedrijven. Onder de verkopers zijn alle leeftijden vertegenwoordigd. Grotere bedrijven combineren de thuisverkoop vaker met andere diensten, zoals recreatie, maar er is geen aanwijsbare samenhang tussen de bedrijfsgrootte en het succes van deze activiteit. Van de thuisverkopers heeft 4% een biologisch bedrijf. Volgens de thuisverkopers komen de klanten vooral af op de versheid en smakelijkheid van de producten. In vergelijking met supermarkten kunnen zij bepaalde producten echt ‘ochtendvers’ aanbieden.

De eigenaren van boerderijwinkels vinden dat de benodigde investeringen wel meevallen, zodat hier goede kansen liggen voor startende ondernemers. Uit het onderzoek blijkt dat het voor het succes en de groei van de omzet wel van belang is dat de ondernemers zich inzetten voor de zaak en investeren in winkelkennis en in de toevoeging van waarde aan hun producten.

Naast een goede zichtlocatie van een boerderijwinkel is ook de ligging in een aantrekkelijk landschap van belang. Een gebied met veel recreatie blijkt echter eerder een nadeel dan een voordeel te vormen, waarschijnlijk doordat de concurrentie met andere aanbieders, waaronder recreatiebedrijven, daar groter is. Toch liggen in zulke gebieden ook kansen voor ondernemers, als zij er in zouden slagen om samen met andere partijen marktarrangementen te ontwikkelen die het klantenbestand vergroten. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan samenwerking met recreatieondernemers en natuur- en landschapsorganisaties.


Rapport 227 Wetenschapswinkel Wageningen UR: Wat je vers haalt is lekker; thuisverkoop op het platteland »»

 

Geld voor platteland

Nederland krijgt 437 miljoen euro aan plattelandsgeld

In de periode 2007-2013 krijgt Nederland in totaal 437 miljoen aan Europese plattelandsgelden, zo blijkt uit de definitieve vaststelling van het plattelandsbudget door de Europese landbouwraad. Dit bedrag wordt nog verhoogd door aanvulling met nationale plattelandsgelden. In totaal besteed de Europese Commissie een bedrag van 69,75 miljard euro aan het Europese platteland.
Een verslag van de Europese landbouwraad is te vinden op de website die Oostenrijk als voorzitter van de raad heeft gelanceerd,
Agrarisch Dagblad, 19/06/06

 

Groene Raffinaderij

Het Streekhuis brengt de leden van MIC (65 Land van Cuijkse veehouders) in contact met onderzoekers van Wageningen UR. Zoekt naar wegen om de aanloopkosten om tot planvorming te komente te financieren en brengt andere ondernemers in beeld die een zinvolle bijdrage kunnen leveren om het project te laten slagen.

Het idee van Groene Raffinaderij is een systeeminnovatie. Dit vereist een volstrekt andere benadering van een probleem. Als de afzetkosten van mest hoog zijn dan is de eerste gedachte het bestaande kanaal efficiënter te maken. Bijvoorbeeld mest indikken waardoor de waterfractie geloosd kan worden en de dikke fractie getransporteerd wordt. Dit bespaart op transport kosten.

Voor een systeem benadering moet er meer afstand van de problematiek genomen worden. In feite is mest waardevol. Er zitten nog onverteerde-eiwitten, stikstof, fosfaat, kali en zwaremetalen zoals koper in. Stuk voor stuk allemaal stoffen die geld opbrengen als je er in zuivere vorm over beschikt. Het probleem van mest is dus niet wat er in zit maar het feit dat het een mengsel van stoffen is waarmee je niet uit de voeten kunt. Raffineren (zuiveren, veredelen, verfijnen) is een oplossingsrichting. Kan dat dan? Ja geen enkel probleem. Technisch is het mogelijk om uit mest zuivere stoffen te distilleren. Waarom doen we dat dan niet? Omdat alternatieve grondstofverwerving goedkoper is. Aanvoer van eiwit in de vorm van sojaschroot per mammoetschip is goedkoper. Zo ook de productie van kunstmest.

Verborgen kosten
Maar is het werkelijk wel zo goedkoop? Veel kosten worden immers niet in rekening gebracht. Door de invoer van eiwit importeren we tegelijkertijd enorme hoeveelheden mineralen. Die belasten niet alleen het milieu maar veroorzaken ook een kostenpost voor de veehouder. Als veehouder kun je een euro uitsparen door goedkoop voer aan te kopen. Maar wat schiet je er mee op als het wat later twee euro meer kost om van de mineralen af te komen. Goedkope kunstmest lijkt mooi. Maar er is veel aardgas nodig om kunstmest te produceren. Dit veroorzaak weer kooldioxine. Dat heeft zijn effect op het klimaat. En daardoor moeten we onze dijken verhogen. Vandaag besparen we euro's maar morgen krijgen we als maatschappij een rekening die een factor -tig hoger is. Niet echt slim dus.

Kan het anders?
Ja het kan anders. Maar dat is niet het punt. De vraag is of het anders mag. En daarop is helaas het antwoord nee. Ook al verwerk je mest tot kunstmestvervanger en is het technisch 100% gelijk aan kunstmest je mag het volgens de wet niet gebruiken. Het resultaat is een absurde situatie. Veehouders voeren mest af en kopen kunstmest aan. Een milieuramp van de eerste orde.


Kunnen we er wat aan doen?
De leden van MIC denken van wel. Ze zijn bereid te investeren en vragen andere belanghebbenden zoals een bank en de overheid om financieel te participeren om een gedegen onderzoek te doen om de haalbaarheid van de Groene Raffinaderij aanpak te laten onderzoeken. Het eindresultaat is een bedrijfsplan wat de leden van MIC, de overheden en andere betrokkenen moet overtuigen om de Groene Raffinaderij aanpak te ondersteunen.

Gaat Groen Raffineren alleen over mest?
Nee. Door deze innovatieve bril kijk je ook anders naar gras. Gras kennen we als belangrijke voedingsbron van onze koeien. Echter runderen hebben een magensysteem wat van het eiwit wat in het gras zit niets overlaat waardoor het eiwit niet als bouwstof door een koe benut kan worden. Gras kan tot hogere waarde gebracht worden door het eerst te raffineren. Eerst het eiwit er uit distileren alvorens het aan de koeien gevoerd wordt. Dat eiwit kan beter aan varkens en kippen gevoerd worden die het wel direct als bouwstof voor spiervorming benutten. Gras brengt zo niet alleen meer op maar er hoeft ook minder tapioca of sojaschroot geïmporteerd te worden. Dat heeft weer een gunstig effect op de nationale mineralen balans.

Systeem innovatie
Denken volgens een Groene Raffinaderij methode kan met recht een systeem innovatie genoemd worden. Door stoffen als mest en gras te raffineren worden verbeteringen op meerdere fronten gerealiseerd. Zolang aardgas, olie en kolen nog goedkoop zijn, zoals dat nu het geval is, kan een systeeminnovatie zoals Groene Raffinaderij waarschijnlijk financieel niet niet uit. Het is in het belang van de maatschappij dat er al wel ervaring met deze nieuwe technologie opgedaan wordt want de tijd is niet meer ver weg dat er geen keuze meer is en dat we zorgvuldig met grondstof- en energiebronnen zullen moeten omgaan omdat de fossiele voorraden simpelweg opraken.

Meer informatie over de biobasedeconomy:
http://reconstructiepeelenmaasnieuws.blogspot.com/2006/02/biobased-brabant.html

http://www.delta.tudelft.nl/nieuws/1/22533

De praktijk:

MIC (Mest initiatief Combinatie)

De prijzen om overschotten aan mest af te zetten schommelen aanzienlijk. Zijn de kosten onder de 15 euro per ton dan is het doorgaans aantrekkelijker om de mest zonder verwerking per tankwagen naar akkerbouwgebieden te transporteren. Stijgen de kosten boven dit bedrag dan kan een voorbehandeling van de mest aantrekkelijk zijn.

Op dit moment zijn door recente wetgeving de kosten per ton boven de 15 euro beland en de verwachting is dat de kosten hoog blijven. MIC is een samenwerkingsverband van agrariërs die de mogelijkheden van mestverwerking onderzoeken. Meer hierover kun je in het bericht hieronder lezen. MIC heeft mij gevraagd mee te denken hoe het plan te realiseren. Hiervoor zijn inmiddels een aantal acties genomen.

Het plan heeft naast economische voordelen voor de initiatiefnemers maatschappelijke voordelen. Het aantal transportbewegingen zal aanzienlijk verminderen. Het gevolg is minder CO2 en minder belasting van het wegennet. Maar er wordt ook gedacht om mestverwerking (indikken) te combineren met mestbewerking (Biogas). In mest zit nog energie in de vorm van niet veteerde bestanddelen. Door deze te 'vergisten' (een verwarrend begrip want anaërobe bacteriën doen het werk) wordt er biogas gewonnen wat gebruikt kan worden om er middels een motor met dynamo (WKK) elektriciteit van te maken. In de toekomst is het misschien zelfs mogelijk om het biogas middels het bestaande aardgas netwerk te distribueren.

Maar de ambitie is nog hoger zoals je hierboven hebt kunnen lezen. In plaats van dat mest een biogasinstallatie ingaat kan het mogelijk verwerkt worden in een Groen Raffinaderij en tot meerwaarde gebracht worden waardoor vergisting in een biogasinstallatie alweer als achterhaald beschouwd kan worden.


Plan voor mestfabriek Haps

Er zijn plannen voor een mestfabriek in de buurt van de waterzuiveringsinstallatie en de vuilstort in Haps. Initiatiefnemers zijn drie lokale afdelingen van de ZLTO. Om hun doel te verwezenlijken hebben de afdelingen Mill en Sint-Hubert en Grave, Cuijk en Boxmeer van de Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie, de Mest Initiatief Combinatie (kortweg MIC) opgericht.„Het Land van Cuijk kampt met een mestoverschot van meer dan een miljoen ton“, zegt de Hapse melkveehouder Thijs Mooren van de mestcombinatie. Die mest kunnen de boeren niet op hun eigen grond kwijt. „Daarom transporteren we de mest momenteel naar het noorden en westen van het land.“Daar zitten nadelen aan. „Akkerbouwers willen mest het liefst op hun grond aanbrengen voordat ze gewassen inzaaien. Dat is in het voorjaar. Het gevolg is dat de mest tot die tijd in mestkelders moet worden opgeslagen. Die kosten geld. Je ziet in het voorjaar ook altijd een transportpiek omdat alle mest dan ineens vervoerd moet worden.“ Mooren en de zijnen willen van het probleem af. En dat kan ook, zegt hij. Simpelweg door de varkens- en rundveemest op zo’n manier te verwerken dat de noodzaak tot transport deels verdwijnt. Bedoeling is de dikke en dunne substantie van mest te scheiden. De dunne afvalstof moet uiteindelijk zo schoon worden, dat die kan worden geloosd op het afvalwater. De dikke substantie kan worden gedroogd en als mestproduct aan akkerbouwers buiten het Land van Cuijk worden geleverd. Ook buiten het voorjaar. Van het miljoen ton mestoverschot wordt zo zeker 200.000 ton afgeknibbeld, is de verwachting. Het verwerkingsproces moet plaatsvinden in Haps. „Midden in ons werkgebied, vlakbij de afslag van de A73. De locatie ligt verzonken tussen de vuilstort en het spoor. Het ligt tegen een composteerbedrijf aan en er staan geen huizen in de buurt.“Welke bewerkingsmethode gebruikt gaat worden voor de mestverwerking is op dit moment niet duidelijk. „We hebben contact gelegd met de universiteit van Wageningen“, zegt Mooren. „Ze gaan een onderzoeksrapport over de problematiek schrijven.“ Dan moet ook duidelijk worden wat het project gaat kosten. Leden van de ZLTO krijgen vervolgens de vraag voorgelegd of ze geld in het plan willen steken of niet. Gelderlander 19 juni 2006.

Links:
http://reconstructiepeelenmaasnieuws.blogspot.com/2007/01/bioraffinage-groene-raffinaderij-haps.html

zondag, juni 18, 2006

 

Geurhinder

Geurhinder is een belangrijke reden waarom veel initiatieven op het patteland niet van de grond kunnen komen. De reconstructie wil graag ontwikkelingsruimte bieden aan ondernemers maar is daarbij afhankelijk van andere wetten en regels zoals de nieuwe wet 'geurhinder en veehouderij'. Hierna volgt informatie over de stand van zaken.

Van Geel houdt vast aan aparte geurnormen voor concentratiegebiedenStaatssecretaris

Van Geel van Milieu houdt vast aan zijn voornemen om voor concentratiegebieden en niet-concentratiegebieden aparte geurnormen op te nemen. Volgens Van Geel is het onderscheid gebaseerd op een aangetoond significant onderscheid in geurbeleving voor verschillende groepen geurgevoelige objecten.
Ven Geel schrijft dat in een nota aan de Tweede Kamer naar aanleiding van van het verslag 'Regels inzake geurhinder vanwege tot veehouderijen behorende dierenverblijven (Wet geurhinder en veehouderij)'. Daarin gaf een meerderheid van de Tweede Kamer aan tot één landelijk norm in de nieuwe stankwet te willen komen.Het wetsvoorstel staat toe dat de ten hoogste toegestane geurbelasting in concentratiegebieden hoger is dan in niet-concentratiegebieden. Om praktische redenen is de normstelling echter uitgedrukt in een grootheid die de geurbelasting weergeeft. Bij het bepalen van dat niveau dient echter niet de geurbelasting bepalend te zijn, maar de geurhinder die de geurgevoelige objecten moeten accepteren.Uit onderzoek blijkt een significant onderscheid in geurbeleving voor enkele groepen geurgevoelige objecten. Bepaalde groepen geurgevoelige objecten in een concentratiegebied ondervinden bij een gelijke geurbelasting minder geurhinder dan objecten in niet-concentratiegebieden. Een gemiddelde inwoner van het Veluwse buitengebied waardeert geur als minder hinderlijk dan die inwoner van het Friese buitengebied. Daarnaast is het onderscheid tevens van belang voor de veehouderijsector, omdat het de uitbreidingsmogelijkheden biedt op de locaties waar de uitbreidingsmogelijkheden nodig en aanvaardbaar zijn, aldus Van Geel.Zie voor meer informatie de site van VROM.
Ministerie van VROM, 15/06/06

zaterdag, juni 17, 2006

 

Minder geld

Veel minder geld voor buitengebied

Brabant krijgt van minister Veerman (LNV) aanzienlijk minder geld voor de reconstructie van het buitengebied dan het bedrag waarvan de provincie was uitgegaan. In plaats van de verwachte 858 miljoen komt er de komende zeven jaar vooralsnog 309 miljoen euro los uit Den Haag.Den Bosch Reconstructie Met name weigert Veerman mee te betalen aan de gecombineerde inrichting van de beekdalen voor natuurontwikkeling en waterberging, en vernatting van verdroogde natuurgebieden. De provincie en de waterschappen hebben hiervoor 60 miljoen op tafel gelegd. „LNV vindt het waterbeleid een zaak van het ministerie van Verkeer en Waterstaat, dat echter ook niet over de brug wil komen en weer naar LNV verwijst“, constateert provinciebestuurder Paul Rüpp. Hij legt zich niet neer bij deze ’interdepartementale belangenstrijd’ tijdens de onderhandelingen. Die worden momenteel gevoerd over een zogeheten zevenjarig prestatiecontract voor het buitengebied tussen de provincie en LNV. Een mogelijke oplossing is volgens Rüpp het voorfinancieren van waterprojecten door een van beide partijen. De gedeputeerde probeert nog zo’n 60 miljoen extra voor het Brabantse buitengebied uit Den Haag los te peuteren, bovenop de toegezegde 309 miljoen.
Commissie VerheijenDuidelijk is dat het rijk tot 2013 maximaal 3,2 miljard euro beschikbaar stelt voor kwaliteitverbetering van het buitengebied in heel Nederland. Dat is 2,2 miljard minder dan de provincies hadden gevraagd. De gezamenlijke provincies hebben zich bij deze realiteit neergelegd nadat een commissie onder leiding van Lambert Ver-heijen, voormalig Brabants milieugedeputeerde en huidig dijkgraaf van het waterschap Aa en Maas, had geconcludeerd dat hun ambities voor het buitengebied veel verder reikten dan die van minister Veerman. Uit zijn rapport blijkt dat de provincie Brabant haar financiële claims van alle provincies verreweg het hoogst had opgeschroefd. Volgens Rüpp betekent de forse verlaging van de rijksbijdrage vooralsnog niet dat de reconstructie van het Brabantse buitengebied op een laag pitje moet worden gezet. „De komende vier jaar zijn er geen problemen. Dan hebben we 60 miljoen per jaar te besteden aan projecten. Dat wordt nog een hele toer om dat geld te kunnen wegzetten. Want we hebben nu al de grootst mogelijke moeite om jaarlijks 40 miljoen te verspijkeren.“ Van de 1390 aangemelde projecten worden er volgens Rüpp momenteel 500 uitgewerkt en zijn er 110 afgerond. „Het duurt vaak lang voordat projecten aan uitvoering toe zijn. Daarom is er in het buitengebied van de reconstructie nog betrekkelijk weinig zichtbaar.“ Brabantsdagblad 17 juni 2006.

donderdag, juni 15, 2006

 

Waardevolle Boerderijen

Een tweede jeugd voor boerderij en erf

Een handreiking voor organisaties en gemeenten die willen werken aan de versterking van het agrarisch erfgoed in hun regio.Deze handreiking brengt de ervaringen samen uit tientallen Belvedere-projecten rond boerderij en erf. De handreiking gaat in op de volgende vragen:
Hoe kunnen eigentijdse wensen gecombineerd worden met streekidentiteit?
Wat kunnen (vrijwilligers)organisaties via voorlichting en advies doen om het agrarisch erfgoed bij (nieuwe) eigenaren onder de aandacht te brengen?
Wat kunnen gemeenten doen?
Hoe kunnen dergelijke projecten gefinancierd worden?
Waar vindt u meer informatie?

Voor de handreiking ga naar:
http://www.belvedere.nu/page.php?section=02&pID=2&mID=1&aID=232

dinsdag, juni 13, 2006

 

Meekrap

Veerman opent meekrapfabriek SteenbergenMinister Veerman van LNV opent op 14 juni de nieuwe meekrapfabriek Rubia Pigmenta Naturalia in Steenbergen (N-Br). Een aantal akkerbouwers rondom Steenbergen hebben enkele tientallen hectares beplant met meekrap. Uit de wortels van de meekrapplant kan een natuurlijke kleurstof gewonnen worden.
De wortelstokken van de plant worden gewassen, gedroogd en vermalen, waarna de kleurstof wordt onttrokken aan het maalsel. De kleurstof omvat 40% van het kleurenspectrum. In de toekomst moet het echter mogelijk zijn om het totale spectrum met plantaardige kleurstoffen te overlappen.
BN/De Stem, 07/06/06

Zie ook:

Meekrapfabriek (Rubia) van start


De fabriek van meekrapverwerker Rubia in Steenbergen is woensdag geopend. Rubia kan de rode verfstof die uit de wortel wordt gehaald in augustus leveren, maar nu al stromen de bestellingen binnen.
Rubia heeft inmiddels honderd potentiële klanten in de portefeuille, waarvan er dertig al een bestelling hebben gedaan. De klanten komen van over de hele wereld. Volgens directeur Anco Sneep haakt de rode verfstof in op de toenemende vraag naar natuurlijke verfstoffen. Dat blijkt zowel uit marktonderzoeken als uit voorspellingen van trendwatchers.
Vijfentwintig telers telen het gewas, verspreid over drie teeltgebieden: Tholen, West-Brabant en Oost-Brabant. Op één na zijn de telers ook aandeelhouder. Er zijn diverse kleinere aandeelhouders en twee grote: CZAV met tien procent van de aandelen en de ZLTO, via NCB Participaties, met de helft van de aandelen.
Meer informatie over Rubia staat op de website. Nieuwe Oogst, donderdag 15 juni 2006

 

FoodConnectionPoint

'Food-sector moet meer sexy'

De voedingsmiddelenindustrie in Zuidoost-Brabant heeft de handen ineen geslagen. Onder de naam FoodConnectionPoint is een nieuwe organisatie opgericht die de sector aantrekkelijker moet maken voor gekwalificeerde medewerkers.Daarnaast moet FoodConnectionPoint zorgen voor een brug tussen industrie en onderwijs en een beter imago voor de foodsector.Tenslotte vormt de nieuwe organisatie een centraal contactpunt voor overheidsinstellingen. De oprichting van FoodConnectionPoint werd gisteren luister bijgezet met een grote bijeenkomst voor ondernemers en overheidsfunctionarissen.

De organisatie kent vijf regio‏s: Eindhoven, Helmond, Uden-Veghel-Schijndel, Den Bosch en Tilburg. Drie daarvan (Eindhoven, Tilburg en Den Bosch) zijn nog grotendeels in ontwikkeling. „Maar we kennen eigenlijk geen grenzen", aldus voorzitter Frans Huijbregts van de afdeling in Helmond. "Het is sowieso de bedoeling om op termijn de regio tussen pakweg Tilburg en Venlo in FoodConnectionPoint te bundelen." Huijbregts, directeur van de Huijbregts Groep (voedingscomponenten in poedervorm), is content over de deelname. „Bij onze afdeling hebben zich al 90 bedrijven aangesloten. Daarbij onder andere Bavaria, Vion, Bekkers, Van Rijsingen en Dolphin. De food-industrie is van enorme betekenis voor de regio. In Zuidoost-Brabant werken er 85.000 mensen. Al die mensen zorgen ervoor dat per dag 500 miljoen eetmomenten van mens en dier kunnen plaatsvinden.

" Voorzitter van de regio Uden-Veghel-Schijndel is Harry Faassen, manager bij het Veghelse Masterfoods.
„Overheidsinstellingen doen zaken met verschillende bedrijven in onze branche. Vaak komen ze er niet uit. Daarvoor biedt dit nieuwe instituut een oplossing. En andersom uiteraard werkt het uiteraard ook." FoodConnectionPoint wil ook ondernemers begeleiden die de behoefte hebben om te innoveren. „We willen niet zelf innoveren, maar aangesloten bedrijven met de juiste kennisinstellingen in contact brengen." Zowel Huijbregts als Faassen zijn zeer content over de rol die de Brabantse Ontwikkelings Maatschappij (BOM) speelde bij het oprichten van de nieuwe organisatie. Huijbregts: „Zonder de hulp van de BOM had het allemaal een stuk langer geduurd." Einhovensdagblad 12 juni 2006.

 

Biodiesel

Brabant wil biodiesel in Polen telen

Biodiesel die in Polen wordt gewonnen uit koolzaad en wilgen, in een samenwerking tussen Brabantse ondernemers en Poolse boeren. Het provinciebestuur ziet er serieuze kansen in. Binnen afzienbare tijd wil het een proef doen met deze vorm van ’energieteelt’.De provincie wil twee ton uittrekken voor de proef. Die moet een Pools-Brabants netwerk opleveren, dat zorgt voor het verbouwen van de gewassen, de verwerking van de daaruit gewonnen olie en de afname van de biobrandstof.

De Poolse provincie Wielskapolska komt het eerst in aanmerking. Noord-Brabant heeft daar al langer betrekkingen mee.Het is een van de projecten waarmee het provinciebestuur bio-energie wil stimuleren. Het vindt deze vorm van energie een structurele oplossing voor de klimaatproblematiek. Bovendien ziet het mogelijkheden voor de Brabantse economie.„In Polen ligt veel landbouwgrond braak“, verklaart een woordvoerster van de provincie de keuze om in dit geval internationaal te gaan. „In Brabant zelf wordt de grond in beslag genomen door de teelt van hoogwaardige gewassen voor consumptie. Het is de moeite waard om uit te zoeken of deze vorm van internationale samenwerking iets oplevert.“De techniek om uit koolzaad of wilgentakken olie te winnen en die vervolgens als brandstof te gebruiken wordt steeds verder verfijnd. Op de Technische Universiteit Eindhoven is al een prototype van een verwerkingsinstallatie gemaakt.

Beperkt

De provincie Noord-Brabant probeert al enkele jaren duurzame energie te stimuleren, evenals besparing op de energie uit fossiele brandstoffen. Het moet de uitstoot van het ’broeikasgas’ CO2 terugdringen. De resultaten zijn tot dusver zeer beperkt. Met nieuwe projecten, ten koste van twee miljoen euro, willen Gedeputeerde Staten nu een groter effect bereiken.Al vanaf het begin loopt door Provinciale Staten echter een scheidslijn op dit punt. Er zijn twee kampen: het ene heeft twijfels over de zin van de inspanningen, het andere wil juist extra actie.

Afgelopen vrijdag bleek dat in een commissievergadering opnieuw. PvdA, SP, GroenLinks, D66 en ChristenUnie/SGP vinden twee miljoen te karig om meer resultaat te boeken. De VVD vindt het genoeg, het CDA houdt zich nog op de vlakte. Gedeputeerde Onno Hoes hoort volgende week in de Staten of de politiek miljoenen meer wil besteden en waar dat dan moet worden gehaald.

Gedeputeerde Staten willen twee miljoen spenderen aan projecten die energie besparen of duurzame energie stimuleren:In totaal vijf ton gaat naar twee regio’s in Brabant voor de opwekking van energie uit grof groenafval (geen GFT).Ook vijf ton is bedoeld om telers, producenten en gebruikers van biobrandstof bij elkaar te brengen.Voor de financiële ondersteuning van lokale en regionale energieprojecten (zoals mest) ligt drie ton klaar. Twee ton gaat naar een proef met ’bio-energieteelt’ in Polen.Voor de subsidiëring van koude/warmteopslag is een ton beschikbaar.Twee keer twee ton willen GS besteden aan energiebesparende maatregelen in bestaande huizen, zowel van corporaties als van particulieren. Brabantsdagblad 12 juni 2006.

maandag, juni 12, 2006

 

Boerderijwinkels

Boerderijwinkels worden steeds professioneler

De huisverkoop vanaf agrarische bedrijven is steeds meer in trek, niet alleen bij de consument maar ook bij boeren en tuinders zelf. Ons land telt intussen ongeveer 5.400 agrarische bedrijven waar allerlei land- en tuinbouwproducten direct aan de klant worden verkocht. Ongeveer 1.500 ondernemers hebben een eigen winkel ingericht. De opzet en bedrijfsvoering van de boerderijwinkels worden steeds professioneler.

Dit blijkt uit het eindverslag van het onlangs afgeronde project ‘Professionalisering Regionale Boerderijwinkelformules door kennisuitwisseling’. Het project van LTO Nederland is uitgevoerd in samenwerking met Streekeigen Producten Nederland (SPN). Door een reeks activiteiten als workshops, trainingen en bedrijfsbezoeken te combineren met uitgebreide informatie over wet- en regelgeving, vergunningen, bestemmingsplannen en dergelijke is de afgelopen twee jaar veel kennis en praktijkervaring uitgewisseld.Regionale samenwerkingsvebanden

Er is een toenemende vraag naar informatie en kennisuitwisseling. Bijeenkomsten in het kader van het project werden druk bezocht en ondernemers zijn onderlinge samenwerking aangegaan. Zo hebben bestaande regionale samenwerkingsverbanden eerder dit jaar hun krachten gebundeld in de nieuwe, landelijke coöperatie, de Landwinkel. Dit nieuwe concept is een samenvoeging van regionale formules van onder meer Vallei Landwinkels, Groene Hart Landwinkels en Boerderij-plus-winkels. De betrokken ondernemers maken zich sterk voor een succesvolle winkelformule met een prominente plek voor de voedingsproducten uit de eigen streek. Ze hebben afspraken gemaakt over winkelinrichting, gezamenlijke promotie en assortiment. Ook hebben ze afspraken gemaakt met een landelijke distributeur.

Professionalsering door kennisuitwisselingDeze en andere aspecten van huisverkoop, zoals ontwikkelingskosten, presentatie en succesfactoren kwamen ook uitgebreid aan bod in het project ‘professionalsering door kennisuitwisseling’. Het project is intussen afgesloten met de uitgave van een nieuwe brochure over alle regels die bij huisverkoop gelden. De uitgave is verkrijgbaar bij de land- en tuinbouworganisaties LTO Noord, LLTB en ZLTO.SPN juicht de verdere professionalisering van boerderijwinkels toe, al valt er in vergelijking met bijvoorbeeld Engeland nog een lange weg te gaan. Door een stimuleringsbeleid van de overheid is er daar meer planologische ruimte en veel meer aandacht voor streekproducten.
LTO Noord, 08/06/06

zondag, juni 11, 2006

 

T&R Collectief Land van Cuijk

Toeristische, Recreatieve en Horeca ondernemers gaan meer samenwerken

Begin 2005 werd in opdracht van Horeca Nederland voor de regio Land van Cuijk een onderzoek uitgevoerd door studenten van de Hogere Hotelschool Maastricht. Doel was te inventariseren wat er op het gebied van T&R (Toerisme & Recreatie) gaande is en hoe het aanbod versterkt zou kunnen worden om zo meer toeristen naar dit gebied te trekken. De conclusie van het onderzoek was dat het Land van Cuijk een aantal mooie "Parels" heeft maar dat T&R ondernemers en de horeca nog onvoldoende met elkaar samenwerken om de "Parels" te benutten. Gedurende 2005 volgde een aantal bijeenkomsten met ondernemers om de mogelijkheden van samenwerken te bespreken. Inmiddels is hier het T&R Collectief Land van Cuijk i.o. uit ontstaan. Het collectief wordt voorgezeten door Han van Hees. Han is communicatieadviseur en kent het Land van Cuijk op zijn duimpje. Hij wordt bijgestaan door een Raad van Advies waarin diverse Land van Cuijkse T&R en horeca ondernemers zitting hebben. Daarnaast zitten in de raad de regiovertegenwoordiger van Horeca Nederland en de streekmanager.

De eerste acties die op het programma staan zijn:


Zie:

http://reconstructiepeelenmaasnieuws.blogspot.com/2006/11/wwwlandvancuijknl-in-de-lucht.html

Voor informatie: Han van Hees of Twan Goossens 06 51 63 147


 

Lichtjestocht Cuijk-Grave

Het plan is om vanuit Cuijk naar Grave en visa versa te varen met een colonne antieke vaartuigen van de vereniging Olie & Stoom http://www.motioneering.nl/sos/home.htm . De colonne wordt begeleid door de passagierschepen "Jan van Cuijk" http://www.janvancuijk.nl en de "Drie provinciën" http://www.fietspendelboot.nl die in de zomer dienst doen als partyboot respectievelijk fietspendelboot. De schepen worden met lichtjes opgetuigd waardoor de optocht een spektakel wordt om naar te kijken. Belangstellenden kunnen gebruik maken van een van de arrangementen op de "Jan van Cuijk" of de "Drie Provinciën" maar kunnen natuurlijk de optocht ook gadeslaan vanaf de kade.



Overleg is gaande of wordt gestart om na te gaan of het idee gedragen wordt door ondernemers in Cuijk en Grave en ze er uitvoering aan willen geven.





 

Nieuwe fietsroutes Boekel

Boekel opent drie fietsroutes met prieeltjes

Op het feestterrein bij Perekker in Boekel worden zondag 2 juli de nieuwe fietsroutes en prieeltjes geopend.Fietsen door de gemeente Boekel en tegelijk iets opsteken over het productieproces van verschillende bedrijven. Vanaf 2 juli is dat mogelijk in Boekel. Door nauwe samenwerking van stichting D’n Eik en zlto afdeling Boekel/Venhorst zijn drie nieuwe fietsroutes gemaakt langs diverse agrarische bedrijven. Langs de fietsroutes staan bij verschillende bedrijven houten prieeltjes.

Middels een bord wordt de voorbijganger uitgenodigd om naar binnen te gaan en een dvd op te starten. Vervolgens kan hij het ‘productieproces’ van het bijbehorende bedrijf bekijken. De presentatie bestaat uit bewegende beelden die op het bedrijf zelf zijn gemaakt. Op deze manier kan de toeschouwer een kijkje nemen achter de schermen op deze bedrijven. Daarnaast kan het prieeltje natuurlijk fungeren als picknick en rustplaats.In totaal zijn negen prieeltjes geplaatst bij evenzoveel bedrijven uit verschillende sectoren. Elke route begint en eindigt bij het, nog in aanbouw zijnde, natuur educatie- en informatiecentrum Perekker, gelegen aan de Wielewaallaan/Mezenlaan in Boekel.

De officiële opening van het project is op zondag 2 juli om 10.00 uur. Daarna kan iedereen desgewenst vanaf 11.30 uur tot 14.00 uur een keuze maken uit de dertig kilometer lange Monumentenroute of de Buurtschappenroute en de Ontginningsroute, die beiden 37 kilometer lang zijn. Onder de deelnemers die voor 17.00 uur weer terug zijn zal per route een vlucht van 60 minuten in een gemotoriseerd zweefvliegtuig worden verloot. Op het feestterrein zijn die dag alle verenigingen en werkgroepen van stichting D’n Eik aanwezig. De prieeltjes zijn tot en met de herfstvakantie dagelijks open. De routes zijn onder meer verkrijgbaar bij de bieb. Brabantsdagblad 10 juni 2006.

zaterdag, juni 10, 2006

 

Vlagheide

Provincie: geen motorcrossbaan bij Vlagheide

Een motorcrossbaan past niet bij de voormalige Schijndelse vuilstort De Vlagheide of de directe omgeving daarvan. Dat stelt zowel de provincie als haar adviesorgaan, de Provinciale Planologische Commissie (PPC), in hun reactie op het Masterplan Vlagheide.Dit is opgesteld door de drie gemeenten waarvan de grens tegen de oude stortplaats ligt: Schijndel, Veghel en Sint-Oedenrode. De gemeenten schetsen daarin de ontwikkelingen die in dit gebied de komende twintig jaar kunnen plaatsvinden. Een van de doelstellingen is te voorkomen dat Schijndel en Veghel aan elkaar groeien.

Het initiatief ligt met name bij de bewoners en belanghebbenden. Eerder dit jaar dienden zij al 38 projectvoorstellen in. Zo wordt gedacht aan een zorg- en recreatiecomplex voor ouderen en mindervaliden, op de plek van twee voormalige munitieopslagplaatsen bij De Vlagheide. Ook een golfbaan is genoemd en, tot tweemaal toe, een motorcrossterrein. De provincie ziet echter niets in een combinatie van een crossbaan met zorgbungalows, een recreatiecomplex en golf. Faliekant tegen Toch zei de Schijndelse wethouder Bart Claassen donderdagavond dat het college van B en W vóór de komst van een motorcrossbaan is, ’mits deze aan verschillende voorwaarden voldoet’.

In de raadsvergadering toonden enkele partijen zich echter faliekant tegen de komst van een motorcrossbaan. De PvdA probeerde het initiatief met een motie uit het masterplan te schrappen, maar de motie werd afgewezen. „We moeten niet nu al voorstellen uitsluiten“, zei onder anderen Claassen. „Bovendien werkt de houding van de provincie waarschijnlijk remmend genoeg“, aldus Simon Welte van Algemeen Belang Schijndel. InitiatievenOp zich is ’Den Bosch’ positief over het masterplan voor Vlagheide, maar de provincie vraagt zich wel af of het voldoende houvast biedt voor de beoordeling van initiatieven. De drie gemeenten vinden dat echter iets voor het vervolg en willen niet nu alles tot in detail vastleggen. Behalve van de provincie hebben ze inmiddels vijftien reacties op het plan gehad. Zo vrezen de Schijndelse bedrijven Van Swaay en Den Ouden in dit gebied dat zij in hun bedrijfsvoering geremd worden.

De gemeenten zeggen echter toe dat ’nieuwe functies de bestaande niet mogen hinderen’. VoorkomenDe Dorpsraad Eerde wil juist voorkomen dat agrariërs belemmerd worden en dat het een natuurgebied wordt, zonder intensieve recreatie en bebouwing. Campings en golfterreinen zijn volgens de dorpsraad in deze omgeving in voldoende mate aanwezig. Eindshovensdagblad 10 juni 2006.

 

Regionaal crossterrein

Regionaal crosscircuit De Peel komt in zicht

Het gemeentebestuur van Landerd krijgt groen licht om zijn plan voor een regionaal motorcrossterrein bij Odiliapeel verder uit te werken. Naast de provincie zijn ook de provinciale planologische commissie (ppc) en de buurgemeenten positief over dit initiatief dat tot een bundeling van de motorsport in Noord-Oost Brabant moet leiden.

Het nieuwe circuit gaat zes merendeels illegale crosslocaties in de omgeving vervangen. Het gaat om De Kuil bij Reek (inmiddels gesloten), Bezuidenhout bij Boekel dat op last van de Vrom-inspectie moet worden gesloten, het legale crossterrein Boompjesweg bij Landhorst, Mac Bedaf bij Volkel, alsmede het Nabbegat en de Trentse bossen bij Zeeland (ook gemeente Landerd) waar nog wildcrossers actief zijn. Het motorcrossterrein komt ten zuiden van de kruising die de Volkelseweg maakt met de Middenpeelweg, nabij de kippenmestfabriek Ferm-O-Feed. Dit gaat ten koste van tien hectare onbebouwd akkerland binnen het landbouwontwikkelingsgebied De Peel, dat gereserveerd is voor intensieve veehouderijen die elders moeten wijken voor natuur en milieu.

De boerenorganisatie ZLTO is niet blij met de afkalving van dit gebied, waar voor vier van de twaalf geplande nieuwe veehouderijen geen plaats meer zou zijn. Ook de Brabantse Milieufederatie toonde zich deze week gereserveerd over de locatie voor het crossterrein. Die is concreet in beeld voor een Udense varkenshouderij die met provinciale subsidie wordt verplaatst uit de natuurrijke wijstgronden in het gebied van de Peelrandbreuk. De reconstructiecommissie heeft een standpunt opgeschort.Provincie en ppc tillen daarentegen niet zwaar aan het volgens hen beperkte verlies aan landbouwgrond door de crossbaan.

De geluidsoverlast voor de omgeving blijft binnen de wettelijke perken van 50 decibel door aanleg van geluidswallen aan de rand van het circuit én langs een aantal banen daarbinnen.Wél moet Landerd nog een onderzoek instellen naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit. Hoewel de normen voor fijn stof in dit gebied nu al worden overschreden en de crossbaan tevens verkeer zal aantrekken, acht de provincie een vergunning ook op dit punt mogelijk. Aangetoond moet dan worden dat de luchtvervuiling elders in dit gebied afneemt door sluiting van de zes andere crossterreinen.

Gesteund door het positieve standpunt van provincie en ppc, wil de gemeente de komende twee maanden samen met belanghebbende motorcrossverenigingen een eisenpakket voor het nieuwe circuit samenstellen. „Dan kunnen we ook de kosten berekenen en acht omliggende gemeenten en de provincie vragen of zij hieraan willen meebetalen“, verklaart voorlichter A. van Maanen. Brabantsdagblad 10 juni 2006.

 

Artikel 19

Provincie verkort procedures voor bouwen

Gedeputeerde Staten hebben hun beleid met betrekking tot artikel 19, lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening zodanig aangepast, dat burgemeester en wethouders in meer gevallen vrijstelling kunnen verlenen voor bouwprojecten die afwijken van het bestemmingsplan. De gewijzigde regelgeving levert een tijdwinst op van circa twaalf weken per initiatief.


De verdere vermindering van het provinciale toezicht staat centraal in de nieuwe regeling. Deze houdt in dat gemeenten zonder tussenkomst van de Provincie, onder voorwaarden, vrijstelling kunnen verlenen voor diverse bouwplannen in stedelijk gebied en buitengebied die in strijd zijn met het bestemmingsplan.

Verruiming
De verruiming van de mogelijkheden voor bouwen levert een belangrijke tijdwinst op. Ook zal het aantal vrijstellingsprocedures ex artikel 19 lid 1 verminderen. Dit past ook bij de veranderende rol van de Provincie in het licht van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (NWRO), die vermoedelijk op 1 januari 2008 in werking treedt. Interventie van de Provincie ten aanzien van gemeentelijke plannen is dan alleen geboden als het provinciale ruimtelijke belang aan de orde is.

Statencommissie Bij het vaststellen van de regeling met betrekking tot artikel 19, lid 2 van de WRO, is rekening gehouden met opmerkingen en adviezen van onder meer de statencommissie Ruimte en milieu, de Stichting Dynamisch Platteland en de VROM-inspectie. Zo moeten bijvoorbeeld groenvoorzieningen rond bedrijventerreinen gevrijwaard blijven tegen bebouwing. Ook zijn extra voorwaarden opgenomen met betrekking tot het beschermd stads- en dorpsgezicht en archeologie. Provincie Brabant 7 juni 2006.

woensdag, juni 07, 2006

 

Voortgang ILG

De ILG-filosofie: Snel doelen realiseren

In het landelijk gebied gebeurt veel. Natuurgebieden worden aangewezen en aangekocht, de landbouw moet duurzamer en er is een tekort aan waterberging en recreatiegebieden. Maar... het is nu wel erg ingewikkeld allemaal. Met alle goede bedoelingen is een veelheid aan regels, eisen en voorwaarden ontstaan. Het leidt tot tegenstrijdigheden, te weinig samenhang van projecten en een versnipperde sturing.

In juli 2004 hebben Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten gezamenlijk afspraken gemaakt om hier verandering in te brengen. De verschillende potjes die het Rijk nu heeft voor het landelijk gebied worden bij elkaar gevoegd in één budget. Er zijn straks geen afzonderlijke subsidieregels meer. Over de inzet van het geld maakt elke provincie afzonderlijk afspraken met het Rijk, voor een zevenjarige periode. Rijk en provincies spreken doelen af, die de provincies samen met gemeenten, waterschappen en maatschappelijke organisaties proberen te bereiken. Het Rijk bemoeit zich niet met de uitvoering van de plannen. Daarmee is het ILG niet alleen een nieuw financieringssysteem, maar ook een nieuwe werkwijze én een verandering in bestuurlijke verhoudingen.

Wil je weten hoe de stand van zaken in Brabant is? Klik dan op de volgende link.

http://www.brabant.nl/layouts/SISHtmlDocument.aspx?docid=21089&doctype=pdf

 

Samenwerken

Ondernemer houdt geld over

Ondernemers in de gemeente Boxmeer kunnen jaarlijks honderden, zo niet duizenden euro’s besparen, alleen al door met elkaar samen te werken. Samen energie inkopen en samen contracten afsluiten voor afvalverwerking zijn maar twee voorbeelden van werkterreinen waar volgens de KOGeBo geld te halen valt.De koepelorganisatie van ondernemersverenigingen in de gemeente Boxmeer werd in december vorig jaar opgericht en heeft het afgelopen half jaar bepaald niet stilgezeten. Op allerlei terreinen werden onderzoeken verricht, met als doel geldbesparing voor de ondernemers te realiseren.Wat energie betreft, is dat zeker mogelijk, stelt de ondernemersclub.

„De energiemarkt is enorm in beweging“, zegt bestuurslid Frans van den Weijer die de afvalbedrijven opzocht. „De markt is superturbulent en dat is voor ons gunstig.“ Energieleveranciers proberen elkaar met gunstige prijzen af te troeven en daar moeten de Boxmeerse ondernemers op inspringen, vindt hij. „Bij een gezamenlijke inkoop is een kostenreductie van 20 procent haalbaar“, meent hij. „En dan houden we het aan de lage kant.“ Met energiebedrijven Nuon en Essent zijn inmiddels oriënterende gesprekken gevoerd. Ook wat afvalverwerking betreft, zijn er voordelen te halen voor Boxmeerse winkeliers en andere bedrijven. „Afvalverwerking kost veel geld“, weet Piet Verbeeten, eveneens bestuurslid van de KOGeBo. Hij vroeg bij drie bedrijven offerte en kwam tot de conclusie dat ook op dit gebied geld te verdienen valt. „Ten opzichte van de huidige situatie kunnen we op een kostenreductie van meer dan 15 procent uitkomen.“Advertentieruimte in dag- en weekbladen? Ook hier zijn volop mogelijkheden.

Inmiddels zijn bij diverse media kortingen bedongen. Een collectief af te sluiten contract voor de controle van brandblusapparatuur, lessen in bedrijfshulpverlening, bedrijfsfitness. Hoe meer zielen, hoe meer vreugd, want hoe lager de kosten per individuele ondernemer.De komende tijd gaat KOGeBo de plannen nader uitwerken. Ondernemers die van de expertise en hulp van de organisatie gebruik willen maken, moeten wel aangesloten zijn bij de plaatselijke ondernemersverenigingen. Gelderlander 7 juni 2006.

maandag, juni 05, 2006

 

Streekproducten

Goede wijn behoeft krans
Ook streekproduct heeft slimme marketing nodig

Dr. Gert-Jan Hospers, docent economie aan de Universiteit Twente

De markt voor streekeigen producten is nog klein. Ook voor lekkernijen van Gelderse bodem geldt nog ‘onbekend maakt onbemind’. Daarom is het volgens Gert - Jan Hospers zaak streekproducten slim in de markt te zetten. Overal in Gelderland, variërend van Aalten tot Zetten, komt er steeds meer aandacht voor lokale lekkernijen. Het Openluchtmuseum in Arnhem heeft 2006 zelfs uitgeroepen tot het jaar van het streekproduct. Streekeigen productie heeft de toekomst, zo lezen we overal. En daar is theoretisch gezien ook wel wat voor te zeggen. Het is immers best aannemelijk dat we door de voortschrijdende globalisering steeds meer behoefte krijgen aan een specifieke, streekgebonden identiteit. De gedachte is dat de liefde voor de eigen regio – en de afkeer van eenvormigheid – uiteindelijk ook door de maag gaat: lokale lekkernijen als reactie op de McDonaldisering van de eetcultuur waarin uniformiteit en massaproductie de overhand hebben. De ‘nieuwe consument’ zou de voorkeur geven aan ambachtelijkheid, diversiteit, exclusiviteit, kwaliteit en traditie. En omdat streekeigen productie dergelijke ‘authenticiteit’ (zoals dat tegenwoordig zo mooi heet) kan bieden, voorspellen deskundigen een opmars van regionale specialiteiten in Europa, variërend van augurken uit Spreewald, Normandische Camembert tot Texelse lamsham. In dat kader valt ook vaak de naam van Slow Food, een internationale beweging die zich inzet voor de herontdekking van de regionale keuken en het belang van smaak. Slow Food is in Italië ontstaan als reactie op de opening van een vestiging van fastfoodketen McDonald’s in Rome (1986) en groeit sindsdien gestaag. Dat zou een aanwijzing kunnen zijn dat streekproducten inderdaad steeds meer in de smaak vallen. Tot zover de theorie. De praktijk is echter weerbarstiger. Want wees eens eerlijk: hoeveel typisch Gelderse culinaria hebt u dit jaar al genuttigd? Ik zelf – toegegeven: ik woon niet in Gelderland maar in Twente – kom niet veel verder dan een paar specialiteiten: Gelderse worst, biologische jam uit de Betuwe, Pelikaan-koffie en Groenhouten yoghurt. En ik ben van plan om binnenkort eens Achterhoekse asperges met een glas witte streekwijn te proberen. Of vindt u dat ik ook Appelsientje en Heinz Ketchup tot de Gelderse streekeigen productie moet rekenen? Hoe het ook zij, streekproducten zijn voor veel consumenten allang geen dagelijkse kost meer. Zo’n honderd jaar geleden at de Europese bevolking nog voornamelijk van regionale bodem, maar in de loop van de decennia zijn tal van lokale lekkernijen in de vergetelheid geraakt. Door de industrialisering in de agro-food-sector zijn we gaan wennen aan goedkoop fabriekseten en kennen we streekproducten meestal alleen nog voorzover ze in de schappen van de supermarkt liggen. Want helaas geldt ook hier ‘onbekend maakt onbemind’. Het marktaandeel van de streekeigen productie in de totale voedings- en genotmiddelenmarkt is bijzonder klein. En ook al zou de moderne consument weten hoe ruim het aanbod van streekproducten is, dan nog is het maar de vraag of hij onmiddellijk tot aankoop zou overgaan. Een Big Mac is nu eenmaal goedkoper dan een hamburger van biologisch kwaliteitsvlees. Een halve eeuw geleden spendeerde een gemiddeld Europees gezin de helft van het inkomen aan eten en drinken. Nu is dat niet meer dan 15 procent. De Italianen, toch de smulpapen van Europa, besteden zelfs nog maar 12 procent van hun inkomen aan spijs en drank, wat maar iets meer is dan het aandeel dat ze uitgeven aan hun mobiele telefoon (10 procent!). In de rijke Europese eetcultuur hebben onverschilligheid en vervlakking hun intrede gedaan. Toch is er in deze tijd van McDonaldisering toekomst voor het streekproduct – en niet alleen in theorie. Ironisch genoeg zullen ondernemers in streekeigen productie te rade moeten gaan bij juist die bedrijven waarvan ze zich zo graag willen onderscheiden. Grote spelers als Unilever, Albert Heijn en Riedel laten namelijk zien hoe belangrijk de consumentenmarketing van voedingsmiddelen en dranken is voor het verkrijgen van marktaandeel – het woord ‘marketing’ is niet voor niets een verbastering van het Engelse market getting. Behalve lering trekken uit de marketingstrategie van hun grote broers zouden streekproducenten direct contact met het grootbedrijf kunnen zoeken. Of, om het in ronkende managementspeak te zeggen: If you can’t beat them, join them. Wie weet is een landelijke bierbrouwer wel in voor een promotie-actie met Gelderse worst, terwijl Unilever misschien wel te porren is voor joint marketing van Becel met biologische jam. Dit soort maatregelen kunnen net zoals plaatselijke streekmarkten en festivals een bijdrage leveren aan de verdere bekendheid en afzet van streekproducten. Net zoals in Twente denkt men ook in Gelderland nogal eens: goede wijn behoeft geen krans. Maar die tijd is voorbij, zelfs voor de landwijn van Gelderse grond – want uiteindelijk kunnen óók streekproducten niet zonder een slimme marketing. Gelderlander 3 juni 2006.

zondag, juni 04, 2006

 

Excursie: Veldtochten

Mill-Landerd-Uden
http://www.flickr.com/photos/tags/veldtochtmilllanderdgrave2006/

Boekel-Uden-Veghel
http://www.flickr.com/photos/tags/veldtochtboekeludenveghel2006/

Cuijk-Boxmeer-Sint Anthonis
http://www.flickr.com/photos/tags/veldtochtcuijkboxmeersintanthonis2006/

 

Ecovilla

Reduceren belasting van de aarde

Ecovilla is een initiatief van energie maatschappij Essent en DHV. Zij weten als geen ander dat het huidige niveau van energie consumptie niet kan voortduren. Als alle mensen op deze aarde zouden leven zoals wij in het westen dan zouden er vier aardes nodig zijn om ons van voedsel en energie te voorzien. We noemen dat "foodprint 4". Omdat de meeste mensen op aarde ver onder "footprint 1" leven is het totaal nog min of meer in evenwicht. Echter landen als China en India verwesteren in snel tempo en zullen binnen afzienbare tijd "foodprint 1" benaderen of zelfs overschreiden. De uitdaging voor de toekomst is om de "footprint" van de gemiddelde wereldburger op of onder de 1 te houden. Essent/DHV willen middels het voorbeeldproject Ecovilla hier aan werken. De kern van het project is een woongemeenschap van 4 keer 40 bewoners. De nieuwste technieken worden ingezet om de "footprint" maximaal te reduceren. Denk daarbij aan een energie nul woning, hergebruik van grijs (bad) en zwart (toilet) water en het exploiteren van een gezamelijke groente, fruit, kruiden tuin. Als streekmanager ben ik gevraagd om medewerking te verlenen om een geschikte locatie te vinden.

NB: in het verleden hadden deze initiatieven een hoog wollen sokken gehalte. De focus was op sociale en milieu aspecten terwijl de economische kant "vies" was. Tegenwoordig kijkt men daar anders tegen aan. Als projecten met een positief gevolg voor sociale en milieu aspecten bovendien economisch rendabel zijn dan zullen ze sneller van de grondkomen is de redenering. De verguisde projectontwikkelaars van vroeger gaan dan de kar trekken. We noemen dat de "triple P" aanpak waarbij de P's van Planet (milieu), People (sociaal) en Profit (economie) allen postief zijn.

Ecovilla is dus geen eenmalig project maar beoogd een voorbeeld project te zijn wat economisch voordeel opleverd voor de bewoners en de ontwikkelaar waardoor het veelvuldig gekopieerd gaat worden.


Voor meer informatie zie:
www.ecovilla.eu

Earthship

Een initiatief met veel raakvlak met Ecovilla is het Earthship concept. Het is een bijzondere wijze van bouwen van een woning die dertig jaar geleden in Amerika ontstaan is. Inmiddels zijn er een duizendtal earthship woningen ter wereld. Het bijzondere is dat de woningen niet op gas licht en water aangesloten worden en van afval materiaal gebouwd worden. Het basis principe is de warmte/koude buffer. Denk aan een kelder waarin de temperatuur stabiel is op ongeveer 12 graden celcius. Door maximaal gebruik te maken van zonne-instraling in de winter en zonne-instraling in de zomer te reduceren en door een dikke 'muur' van oude auto banden en zand te maken half in de grond en half boven de grond weet men een stabiele temperatuur te creeren van ongeveer 17 graden celcius. Zonnepanelen en een kleine windmolen zorgen voor de benodigde stroomvoorziening. Regenwater wordt opgevangen, gefilterd en na gebruik hergebruikt. Als je googled met de zoekterm 'earthship' dan krijg je veel voorbeelden te zien:

http://www.google.nl/search?q=earthship&hl=nl&lr=&rls=GGLC,GGLC:1970-01,GGLC:nl&start=10&sa=N

Een mooi voorbeeld van hoe een Earthship gebouwd wordt is:

www.earthpower1.com

Een ondernemer heeft de streekmanager Peel & Maas gevraagd medewerking te verlenen een geschikte locatie te vinden. Hij wil samen met zijn echtgenoot een basis Earthip bouwen. Het earthship wordt onder zijn supervisie gebouwd door 'ontspoorde' jeugd. Denk aan dropouts van scholen met opvoed problemen. Tevens wordt samengewerkt met een ROC. Deze stellen docenten en studenten beschikbaar die de techniek binnen het Earthship voor hun rekening nemen. Denk aan technische voorzieningen zoals licht en water. In het basis Earthship gaat de ondernemer met zijn gezin wonen. Vervolgens worden er per jaar twee nieuwe Earthships gebouwd die verhuurd gaan worden als vakantiewoning.

De basis financiering moet komen uit de vergoeding voor de opvang en begeleiding van de ontspoorde jeugd en de verhuur van de vakantiewoningen. Een mooi voorbeeld van een 'groene' ondernemer die ook nagedacht heeft over de P van Profit.


Meer weten over andere vormen van Natural Building? Ga dan naar:

http://www.greenhomebuilding.com/natural_building.htm

Ecoparkgaia:

http://www.ecoparkgaia.nl/


zaterdag, juni 03, 2006

 

Bioethanol

Biobased Brabant richt zich op o.a. de inzet van granen voor het maken van bioethanol. Klik op biobased Brabant (zie linkerkant van deze pagina) en zie het bericht hieronder.

Bio-ethanol als derde pijler voor tarwe-afzet

Tarwe voor bio-ethanol vormt voor Basjan Niemansverdriet uit Strijensas een extra pijler om zijn bedrijf te runnen. ,,Hoe meer afzetkanalen ik heb voor mijn tarwe, des te groter de vraag wordt en dat is beter voor de prijs. Ik lever nu voergraan en meelgraan. De bio-ethanol wordt het derde pad.’’Op dit moment heeft Niemansverdriet 1,5 hectare tarwe staan voor bio-ethanol. Een bescheiden oppervlakte. Hij heeft meer tarwe staan, maar dat is voor andere doeleinden. Dat hij bio-ethanoltarwe verbouwt, komt hoofdzakelijk door het Europese landbouwbeleid. Hij krijgt een toeslag om een deel van zijn land braak te laten liggen, maar daarop mag hij wel gewassen verbouwen die niet voor voedselproductie zijn bestemd. ,,Zo levert dat toch nog wat op.’’Op dit moment verkoopt Niemansverdriet zijn tarwe via een coöoperatie aan een Duitse fabriek. In de toekomst wordt zijn productie in Rotterdam verwerkt. In de Maasstad moet vanaf 2008 een fabriek draaien die bio-ethanol uit tarwe maakt. ,,Als de fabriek klaar is zal er meer vraag naar tarwe zijn en dan gaat de prijs omhoog,’’ stelt Niemansverdriet. ,,Dat ik nu al meedraai in dit wereldje is straks alleen maar een voordeel.’’De boer heeft alle reden om aan te nemen dat de vraag naar tarwe zal toenemen. ,,Over een paar jaar moet de brandstof van auto’s 5,75 procent biobrandstof bevatten. De bio-ethanol is daarvoor zeer geschikt.’’ AD 1 juni 2006.

donderdag, juni 01, 2006

 

Cultuur-Historie

Van melk naar boter en kaas

In Boekel staat de oudste handkracht melkfabriek van Nederland. Jarenlang keek niemand er naar om. Komend najaar wordt het 107 jaar oude gebouwtje afgebroken en op het terrein van het Boerenbondsmuseum in Gemert weer herbouwd en in ere hersteld.Boekelaar Jos Huyben (67) is conservator en bestuurslid van het Boerenbondmuseum in Gemert. Omdat het museum plannen heeft om in de komende tien jaar behalve een schoenmakerij, een boerenleenbank, een school en een graanmolen, ook een zuivelfabriek te realiseren, was hij al enige tijd op zoek naar een handkracht melkfabriek. Hij was dan ook heel verbaasd toen Toon Wassenberg hem onlangs vertelde dat er aan de Bernhardstraat in Boekel precies datgene staat waar Huijben al zolang naar op zoek was. „Dit had ik niet durven dromen. Wij zijn heel blij dat we de kans en de tijd krijgen om te slopen. Het past precies in onze plannen“, zo vertelt een enthousiaste Huyben. Toen ook eigenaar Karel Boeijen, commercieel directeur van de Rüttchengroep in Veghel, geen bezwaar had tegen de plannen en een sloopvergunning werd afgegeven, durfde Huyben er pas echt in te geloven. De kosten voor het hele project worden geraamd op ongeveer 250.000 euro. Het gebouwtje dat al jarenlang leeg staat, is deels vervallen. De kozijnen zijn rot en ook het dak vertoont gaten. „De muren zijn goed. En de kozijnen kunnen exact zo nagemaakt worden. Verschillende deuren zijn ook nog in goede staat en kunnen gewoon hergebruikt worden. Mits door een gecertificeerd bedrijf gedaan, moet verplaatsing te doen zijn“, stelt Huyben positief. OntmantelingVoor de ontmanteling in oktober begint, wordt alles gemarkeerd. Ieder steentje wordt met de hand gebikt om later weer teruggeplaatst te kunnen worden. „De dakpannen zijn behalve erg dun ook heel erg zeldzaam“, zo weet Huyben ook nog te vertellen. De indeling van het voormalig fabriekje is nog volledig in tact. Naast een fabrieksruimte is er ook een kantoor en een rookruimte. Onder tongewelven bevindt zich een boterkelder met een pekelbak. Het is de bedoeling dat het fabriekje in het najaar van 2007 weer helemaal is opgebouwd en in gebruik genomen kan worden. De volledige inventaris voor het fabriekje heeft Huijben al helemaal bij elkaar. Het hele proces van melk naar boter en kaas moet er dan weer plaats kunnen gaan vinden. Twee professionele kaasmakers hebben toegezegd handmatig kaas en boter te komen maken. Zelfs de aanvoer van verse melk is al geregeld. Nu alleen nog het gebouwtje verplaatsen. Eindhovensdagblad 1 juli 2006.

 

Omega-3 melk

Gezondere melk door ander voer

De koeien waarvan de melk tot kaas wordt verwerkt bij Rouveen Kaasspecialiteiten, produceren voortaan melk die gezonder is voor de mens: minder verzadigde vetzuren, maar juist meer omega 3- en andere gezondheidsbevorderende vetzuren, zoals CLA’s.Die gezondere melk is het resultaat van aangepast voer dat door veevoerbedrijf Hendrikx UTD uit Boxmeer is ontwikkeld. De kaas van Rouveen komt onder de naam Weidenaer in het schap bij 350 vestigingen van Super de Boer.Woordvoerder Guus Knoops van Hendrikx: „Omega 3-vetzuren zijn onontbeerlijk voor het menselijk lichaam, dat deze vetzuren echter zelf niet aan kan maken. Vanwege de gunstige effect op het functioneren van hart, bloedvaten en hersenen worden deze vetzuren steeds vaker toegevoegd aan steeds meer voedingsmiddelen. Meestal zijn deze toevoegingen synthetisch en dat staat haaks op de vraag van de consument naar natuurlijke ingrediënten.“Het nieuwe, gepatenteerde voer van Hendrikx is het resultaat van vijf jaar onderzoek. De boeren die deelnemen aan het project krijgen een strak voederregime opgelegd, waardoor het gehalte omega-3 vetzuren door het jaar constant blijft. Onderdeel van dat regime is dat de koeien gedurende het weideseizoen dagelijks in de wei gaan om te grazen. Dat is te volgen via een webcam en de site http://www.weidenaer.nl.de/ ‘nieuwe’ melk is, wat Hendrikx betreft, nu al een doorslaand succes. Woordvoerder Knoops: „In Engeland wordt via de supermarktketen Marks & Spencer melk verkocht van koeien die ons voer hebben gehad. Die melk is drie keer zo duur als gewone melk, maar loopt als een trein. Neen, over het volume dat we daar verkopen doen we geen mededelingen.“Deze uitstap naar Engeland doet twee vragen rijzen. Hoe duur wordt die weidenaerkaas dan hier wel niet en krijgen wij hier in Nederland ook ‘omega-melk’ in het koelvak bij de super?Knoops: „De zuivelwereld weet waar wij mee bezig zijn en dan onstaan er gelegenheidscoalities, in dit geval van een kaasfabriek, een kaasvermarkter en melkveehouders die ons voer afnemen. Maar we zijn bijvoorbeeld ook in vergevorderde onderhandeling met een fabrikant die yoghurt wil gaan maken op basis van deze gezonde melk.“Het antwoord op de vraag wat de nieuwe, gezonde kaas moet gaan kosten komt van de vermarkter, de Westland Kaasgroep uit Huizen. Woordvoerster Annelie Verstraaten: „Onze adviesprijs is elf euro per kilo. Dat is twee kwartjes duurder dan een A-merk als Maaslander. Maar het is uiteindelijk de detaillist die de prijs bepaalt.“Zo geheimzinnig als Hendrikx doet over het recept van zijn nieuwe voer, zo openhartig is Jan Dijkstra, docent diervoeding aan de Universiteit Wageningen: „Het effect van natuurlijke omega 3-vetzuren en andere gezondheidsbevorderende vetzuren bereik je langs twee wegen. Je geeft de koeien zo veel mogelijk vers gras en zo weinig mogelijk krachtvoer. Het krachtvoer dat je geeft moet een uitgebalanceerde hoeveelheid lijnolie bevatten. Niet te veel en niet te weinig. Zo bereik je dat in de voormagen van de koe het omzetten van verzadigde naar onverzadigde vetzuren niet te snel verloopt, maar ook niet te langzaam. Dat is het geheim van de smid.“Het veevoer van Hendrikx is volgens Dijkstra wel uniek voor Nederland, maar zeker niet voor de rest van de wereld. „Overal wordt gezocht naar methodes om te komen tot gezondheidsbevorderende vetzuren. Ik weet bijvoorbeeld dat de Belgische Campinadochter met hulp van een beperkt aantal boeren melk op de markt brengt met omega-3 vetzuren.“ BN De Stem 1 juni 2006.

This page is powered by Blogger. Isn't yours?